GESCHIEDENIS VAN DE STALEN KABELS, VAN HET ONTSTAAN, DE POPULARITEIT EN HET VERVAL.
Le lis heeft in het Hamse gemeenschapsleven altijd een belangrijke plaats ingenomen. Ons dorp, gelegen tussen Durme en Schelde, was van oudsher bekend om zijn handspinners en touwslagers. Arm door een huisarbeid die nauwelijks een schamel bestaan in de kinderrijke gezinnen voorzag, ongeletterd en koppig, vasthoudend aan hun spinnebanen, leefde het volk van de harde labeur en de ingeslotenheid van de mensen achter de dijk. Slechts een boertig karnaval, een kermis en de pint bruine van de plaatselijke brouwer zorgde voor de schaarse ontspanning der Hamse wuitens. Onbekend met wat zich in het wereldgebeuren afspeelde, werden ze plots geplaatst voor een dreigend oorlogsgeweld in 1914. De bezetting van Antwerpen deed hen hals over kop met hebben en houden vluchten naar een nabijgelegen grens. Op hondenkarren en kruiwagens kwamen ze in drommen in het Nederlandse grensstadje Hulst, waar de Hollandse ontvangstcomités hen dirigeerden naar plaatsen waar ze hun stiel konden verder zetten en leven in een vrij Nederland. Op deze manier maakte de omgeving van Leiden kennis met de Hamse koordenmakers. Zo kreeg de heer H. van der Lely, Nederlands fabrikant en deelgenoot der Verenigde Touwfabrieken, Hamse werkkrachten in zijn touwslagerij. De gedegen vakmanschap en de werklust der Vlaamse arbeiders voor ogen, was het dan ook niet verwonderlijk dat na de oorlog deze zakelijke Nederlander zich vestigde in Hamme. Een oude touwbaan werd in 1923 door hem aangekocht. Het bedrijf kreeg de naam Le Lis, naar zijn stichter van der Lely, lelie, Franse benaming “Lis”.
Zeer vooruitstrevend voor zijn tijd, sportman en promotor van een opgerichte voetbalclub werd deze baas van Le Lis de spil van het sportgebeuren, de man die op patriarchale manier voor zijn arbeiders zorgde, even gekend als een burgemeester, populair en toch gevreesd. De uitbouw van de fabriek bracht met zich de vestiging van Nederlandse families mee, als bedrijfsleider, technisch en administratief hoger kader, in de volksmond gekend als “de Hollanders”. Als stonden ze vaak niet in het dorpsleven, toch hadden hun gewoonten en gedragingen ontegenzeggelijk hun invloed op de Hamse gemeenschap. Veel groter echter was de invloed in een steeds uitbreidende fabriek. Een voor zijn tijd modern fabrieksbeleid, sterk verschillend met de Hamse familiebedrijven, zorgde voor een snelle technische en commerciële uitbouw, met zich meebrengend een toenemend aantal werkkrachten (1280 in de topperiode). Le Lis werd een begrip in Hamme, Le Lis was toonaangevend en stabiel.
In 1933 ontstond een tapijtweverij met ververij en droogkamers. De oude bros- en moerzoekwevers leerden de modernste geouwen bedienen en de Lis groeide. De ingang van de fabriek was toen nog in de Hoogstraat, waar, samengedrukt tussen de kleine huizekens in de smalle straat, de burelen en magazijnen te klein werden. In het baantje werd van hovenier Hutsebout een groot stuk grond gekocht, waar onder de leiding van de jonge directeur, C. Bosman, nieuwe gebouwen ingeplant werden: een bankweverij, schaftlokalen, burelen en een grote sisalspinnerij. Een nieuwe jute-afdeling was nog maar nauwelijks in het bedrijf, of een staalkabelcomplex rees uit de grond.
Achter dit alles stond de hardwerkende Hammenaar, de eenvoudige man waarop men bouwen kon, en Le Lis bouwde. Waar tot heden een min of meer zelfstandige leiding het bedrijf dirigeerde, werden nu de familiebanden met het moederbedrijf in Nederland vaster. Benevens de uitbreiding van de staaldraadkabelafdeling werd de bouw van een nieuwe oogstgarenspinnerij verwezenlijkt, met als laatste aanwinst een extrusie-afdeling voor polypropgarens. Doorheen goede en moeilijke jaren werken de nazaten der Hamse touwslagers verder. De “Lis” werd een wereldfirma, wellicht de enige in zijn soort van harde vezelverwerking. Dit waren de gouden jaren, waar om iedere arbeider gevochten werd, geloofd en geprezen. Twaalfhonderd tachtig werknemers, drieploegen stelsel en autobussen die de arbeiders tot aan de Nederlandse grens ophaalden. Bals, St. Niklaas feesten, decoratie-uitreikingen van felbegeerde gouden en zilveren “Lisspeldjes”, lofwoorden met eten en drank voor de mannen en vrouwen van de Lis, gevierd en bejubeld.
Na 1970 veranderde het, eerst nauwelijks merkbaar, maar de kunstvezel werd meer en meer gebruikt in touwwerk en landbouwgarens. Er moest ontslagen worden. De mensen kregen afscheidspremies en prepensioen. Waarvoor moest men zich zorgen maken. De grote Lis ging echter geniepig naar zijn ondergang.
De oude bazen, de echte touwslagers verdwenen. In hun plaats kwamen de geleerde mannen met hoge diploma’s. Maar met diploma’s maakt men geen touwwerk. Ze kwamen en gingen. De Hammenaar bleef zolang het hem gegund was, met zijn ouderwetse trouw aan het bedrijf en zijn stielkennis. Hij kon ten laatste alleen nog maar toekijken hoe de tien hectaren Lis afgebroken werd en de grote vlakte volgebouwd met huizen.Hij kon alleen maar stilletjes vloeken "dedju, dedju toch."
TIJDSCHRIFT "LISBODE"
Tijdschrift dat werd uitgegeven door de directie Le Lis, waarin het bedrijf en de mensen aan bod kwamen, alsook aandachtspunten voor veilig werken. Een groot deel van het tijdschrift gaat over mensen die op pensioen of pré-pensioen gaan.
Bron: uitgegeven door "Le Lis" (Engelstalige versie) - ‘Het nest van de Wuiten’ door Jef Van Geert