Edouard Colleman
(°Hamme 1822, +Jeruzalem 1898)
Edouard Colleman is als minderbroeder Frère Liévin de Hamme wereldwijd maar niet in Hamme bekend. De Potter en Broeckaert vermeldden hem niet in hun in 1889 verschenen geschiedenis van Hamme, ook niet in hun rubriek “Verdienstelijke mannen, te Hamme geboren”. Ook in het boek over de dekanale Sint-Pieterskerk van Alphonse Van Bogaert werd Frère Liévin de Hamme niet vermeld. Het door Erik De Rijcke bewerkte boek ging terug op door de auteur van 1944 tot 1949 in Het Parochieblad gepubliceerde bijdragen. Zijn biograaf pater Ananie Ceyssens bracht enkele jaren na het overlijden van Frère Liévin de Hamme een en ander aan het licht. Dat gebeurde in 1903 in de Gedenkschriften van de “Oudheidskundige Kring der stad en des voormaligen lands van Dendermonde”. Blijkbaar zag men dat in Hamme over het hoofd.
Edouard Colleman werd op 11 augustus 1822 in Hamme geboren. Vader Charles-Louis was wever van beroep en moeder heette Julie Cornelissens. Edouard kreeg een opleiding als tuinier en van zijn veertiende tot achttiende jaar volgde hij het volwassenenonderwijs in Hamme. Daar leerde hij Nederlands en een beetje Frans. Na zijn legerdienst werkte Edouard Colleman van 1844 tot 1850 als (zelfstandig?) tuinier. Hij meldde zich op 1 augustus 1850 aan bij de minderbroeders in Gent en startte zijn proefjaar onder de naam Liévin. Edouard Colleman legde op 19 maart 1856 zijn kloostergeloften af. Nog in 1856 gaf lekenbroeder Liévin De Hamme zich aan voor het “Commissariaat van het Heilig Land” dat toen in Parijs gevestigd was. Edouard Colleman vertrok op 15 november 1856 naar Parijs waar hij onder meer eerst bij landgenoten en later ook bij autochtonen in de door de revolutionaire opstand van 1848 beruchte voorstad Saint-Antoine predikte. De “Flamands de la Capitale” verzochten monseigneur Darboy, bisschop van Parijs, om lekenbroeder Liévin de priesterlijke waardigheid te geven en hem tot pastoor van hun parochie te benoemen. Die vraag leidde tot het onmiddellijke vertrek van Frère Liévin de Hamme naar Palestina, waar hij op 6 januari 1859 aankwam. In Parijs richtte zijn opvolger en naamgenoot, priester Liévin, het werk “Flamands à Paris” op.
Edouard Colleman werd net als zijn zuster en zijn broer in De Ring in het centrum van Hamme geboren. Zijn jongere broer, Pieter, is wel bekend in Hamme. Pieter Colleman was één van de vijftien Hamse Pauselijke Zoeaven. Karel De Cock schreef over “Pieter Colleman” in zijn in 1960 verschenen boekje “Onze Zouaven. Hamme’s strijders voor paus en kerk 1860-1870”. Van André Van Bossche verscheen in 2007 een studie over de Hamse Zoeaven waaronder “Petrus Colman”.
Minderbroeder of franciscaan Frère Liévin de Hamme arriveerde op 6 januari 1856 in Palestina en werd daar verantwoordelijk voor de sacristie in de basiliek van het Heilig Graf in Jeruzalem. Zijn hele leven stond vervolgens in het teken van het verheerlijken en verdedigen van de katholieke heiligdommen in het Heilig Land. Vanaf het jaar 1860 gidste hij ook pelgrims, prinsen, keizers, graven, enz. langs die heilige plaatsen. Bekend bleven onder meer de Boetebedevaarten met honderd tot meer dan duizend pelgrims vanaf het jaar 1882. Dat was toen niet zonder gevaar in een land dat tot het Ottomaanse Rijk (Turkijë) behoorde en waar vooral Arabieren woonden. Volgens biograaf Ceyssens imponeerde Frère Liévin de Hamme door zijn meer dan gemiddelde gestalte, zijn omvangrijke baard en zijn arendsogen. Lekenbroeder Liévin sprak Nederlands, Frans, Italiaans en Arabisch. Hij verstond Latijn, Duits en enkele woorden Hebreeuws. Hij studeerde ook archeologie en zocht de verklaringen en de geschiedenissen van de Heilige Plaatsen op. Frère Liévin de Hamme droeg als minderbroeder bij tot het ontdekken van de steen van Bethphage (1887) en het aankopen van enkele Heilige Plaatsen zoals Tell-Houm (Capharnaïm) en Bethphage. Hij hielp ook bij het bouwen van een kapel en een hospitaal op de ruïnes van het evangelische Emmaüs. In 1897 voelde Frère Liévin de Hamme zijn krachten afnemen. Hij zou gevoeld hebben dat zijn dood naderde. Na een doodstrijd van twee dagen overleed hij op 23 september 1898 in Jeruzalem. Daags nadien werd hij begraven op het Latijnse Kerkhof van Mont Sion.
Ook de door franciscaan A. Mertens samengestelde encyclopedie “Who was a Christian in the Holy Land?” verwijst naar de Hamse lekenbroeder: “Liévin de Hamme, Colleman. He was born at Hamme (Flanders) in 1822. His brother served (round 1860-1870) as papal zouave-soldier. Liévin died at Jerusalem on Sep 23, 1898. He guided Lesseps in 1866. He helped in the discovery of the cubinal stone of Bethphage in 1876 an in acquiring the site in 1880. In 1869 appeared ad Jerusalem his ‘Guide Indicateur des Lieux saints’. It was in one volume of 698 pages. In 1876 was published at Leuven (Belgium) the 2nd edition in 3 volumes.”
BOEKEN VAN EDOUARD COLLEMAN
Edouard Colleman schreef een boek en een brochure. Als auteur gebruikte hij daarvoor zijn lekenbroedernaam Frère Liévin de Hamme.
Pelgrims zouden hem aangezet hebben tot het schrijven van een gids over het Heilig Land. In 1869 verscheen in Jeruzalem de eerste editie van zijn “Guide-Indicateur des sanctuaires et lieux historiques de la Terre-Sainte”. Het boek moest de lekenbroeder (”franciscain de la province de Saint-Joseph en Belgique”) na zijn dood vervangen. Het boek telde XV plus 698 bladzijden.
De tweede met teksten, kaarten en plannen aangevulde uitgave van die “Guide-Indicateur” verscheen op vraag van Frère Liévin de Hamme in 1876 in Leuven. De door de “franciscain résidant à Jérusalem” geschreven gids werd op literair gebied door een collega nagezien. De Hamse lekenbroeder begeleidde de uitgave vanuit het klooster van Leuven. Het boek bestond uit drie delen. Die telden respectievelijk XXVIII + 391, XX + 200 en XXV + 1 + 254 gedrukte bladzijden. Het eerste deel handelt over “Jaffa, Lydda, Ramleh, Jérusalem et ses environs”. Het tweede deel bevat beschrijvingen van “St-Jean-dans-la-Montagne, Bethléem, Mont des Francs, Hébron, Emmaüs, Mer-Morte”. De titelpagina van het derde deel of “Troisième partie” kondigt beschrijvingen aan van “Bethel, Sichem, Nazareth, Thabor, Tibériade, Capharnaüm, Carmel, St-Jean-d’Acre, Tyr, Sidon et Beyrouth”. Deze opsomming geeft meteen aan welke plaatsen de bedevaarders toen aanspraken.
Ook de derde uitgave werd aangevuld. Zij verscheen in 1887 in Jeruzalem en werd net als de eerste uitgave door de drukkerij van de Franciscanen uitgegeven. De derde uitgave bestond uit drie delen van LII + 486, XXXVII + 346 en XXXIX + 359 bladzijden.
Uiteindelijk verscheen onder leiding van Frère Liévin de Hamme in 1897 nog een vierde uitgave van de “Guide-Indicateur” bij de Franciscanen in Jeruzalem. Het was opnieuw een aangevulde uitgave met kaarten en plannen gemaakt door de Parijse graveur Hausermann. Lekenbroeder Liévin volgde het werk van de graveur persoonlijk op in Parijs. De vierde en laatste uitgave kort voor het overlijden van Frère Liévin de Hamme bestond uit drie delen van XII + 512, VIII + 340 en VIII + 366 bladzijden. De “Guide-Indicateur” werd meermaals vertaald. Padre Cipriano de Treviso zorgde voor de in 1870 in Venetië verschenen Italiaanse vertaling van “Fra Lavinio da Hamme”. In Gent verscheen in 1875 de Engelse vertaling van het door “Brother Liévin de Hamme” geschreven boek. Franz-Joseph Costa-Major vertaalde de tweede uitgave in het Duits. De vertaling verscheen in 1887 in Mainz. In 1890 verscheen in Londen “The pilgrim’s handbook to Jérusalem”. Mary B. Rotthier vertaalde de gids in het Amerikaans: “Ancient and modern Palestine” van “Brotter Liévin de Hamme O.S.F.”verscheen in 1898 in New-York.
Frère Liévin de Hamme, “religieux franciscain, guide des pèlegrins”, schreef ook de brochure “Etude topographique – Forteresse de Sion; Sion (Haute ville), Acra (Basse ville)”. Deze zestien bladzijden tellende brochure werd in 1891 in Jeruzalem uitgegeven door de Franciscanen. Frère Liévin de Hamme stelde in deze brochure dat het plateau van Mont Sion de basis was van het fort Sion of de stad van David. Verder meende hij dat David de stad met een omheining beschermde en haar de naam Stad van David gaf, enz.
BOETEBEDEVAARTEN IN PALESTINA
Ik trof op internet (www.assomption.org) een beschrijving aan van de boetebedevaarten die Frère Liévin de Hamme meermaals begeleidde voor de door Père Emmanuel d’Alzon in 1845 opgerichte “Augustins de l’Assomption” of assumptionisten. Die gaven met de steun van leken en diocesane priesters in 1882 een nieuwe impuls aan het gaan bezoeken, ontdekken en zich laten inspireren door de in de Bijbel vermelde plaatsen. De door pater François Picard begeleide religieuzen gidsten duizend personen langs de “heilige plaatsen” dankzij de steun van het door hen in 1873 opgerichte weekblad “Le Pèlerin” (De Bedevaartganger). Het allicht in het jaar 2007 in Parijs verschenen boek “Livret 125 ans de Pèlerinage. Pèlerinages en Terre Sainte. Premiers pas d’une longue tradition des Augustins de l’Assomption” blikte terug op die “eerste stappen van een lange traditie” van de assumptionisten. Yves Pirette stelde het geïllustreerde boek samen met onder meer het artikel “Nazareth, Jérusalem, Bethléem…” waarin “frère Liévin de Hamme” meermaals aan bod komt. Voor de eerste “Boetebedevaart” een feit werd, had men al bedevaarten naar Lourdes, La Salette, Ars en Paray-le-Mortel georganiseerd. De eerste bedevaart naar Rome had in 1873 plaats. De pakketboten Guadeloupe en Picardië vertrokken op 28 april 1882 met ruim duizend pelgrims vanuit Marseille voor de eerste Boetebedevaart naar Palestina. Priesters en geestelijken vormden de kleine helft van de pelgrims. De helft van de deelnemende leken was van het vrouwelijke geslacht, vooral alleenstaande vrouwen. Op 57 personen na hadden allen de Franse nationaliteit. Het werd geen plezierreis voor de niet voorbereide pelgrims in een land zonder hotels, transportinfrastructuren, bekwame medische voorzieningen, enz. Aangekomen in Mont Carmel, besloten 600 bedevaarders in karavaan van Nazareth naar Jeruzalem te trekken. Dat gebeurde met meestal niet goed geëquipeerde paarden, muildieren en ezels. De andere bedevaarders vaarden naar Jaffa om daarna over land Jeruzalem te bereiken. De karavaan werd begeleid door de “drogman” of tolk. Jonge Arabieren (moukres) stonden de bedevaarders bij. Frère Liévin de Hamme leidde de karavaan op een wijze zoals voorheen Jeanne d’Arc het vaandel zwaaide. Enkele citaten uit de tekst: “La route est donc une véritable épreuve et le pèlerinage de pénitence est plus que jamais compris au sens propre. En tête de la colonne séparée en petits groupes, dont le dernier est inévitablement celui qui rassemble les cavalières les moins expérimentées, le frère Liévin de Hamme brandit l’étendard de Jeanne d’Arc. Le frère Liévin est une autre figure centrale des pèlerinages de pénitence. Arrivé en Terre Sainte en 1859, il en est devenu le spécialiste incontesté. Il guide aussi bien les célébrités que les pèlerins les plus anonymes. Il est l’auteur d’un guide de Terre Sainte qui est une véritable encyclopédie, à la fois savante et pratique, référence biblique et archéologique, mais aussi conseil éclairé sur la manière de chevaucher, les comportements à adopter dans un pays plein de pièges et les dangers qu’on peut y rencontrer sur les chemins. Ainsi, explique-t-il à un moment, qu’il ne faut pas aller visiter tel tombeau, parce que les habitants de ce village sont “forts en annexion”, autrement dit parce qu’on ne retrouvera probablement pas son cheval en ressortant du monument.” – “Lors des pauses et des repas, le frère Liévin retrace les grands événements qui se sont déroulés aux endroits où la caravane progresse. C’est le mont Thabor, gravi sous un soleil de plomb, le lac de Tibériade, Capharnaüm, le mont des Béatitudes. Puis il faudra cinq jours, quarante heures de cheval, pour rejoindre Jérusalem à travers des défilés redoutés de la Samarie. (…) En passant par Djenine et Naplouse, la caravane progresse avec difficulté et les hommes, même s’ils sont souvent meilleurs cavaliers, souffrent autant que les femmes. Mais la récompense arrive. Le frère Liévin avait averti: “Vous ne la verrez qu’au dernier moment.” Et soudain, le “moukre” tend le bras et montre un point en face de nous: Jérusalem! On pleure d’émotion, on rit, on oublie son épuisement, on se prosterne et l’on chante le psaume: “Enfin nos pieds s’arrêtent devant tes portes Jérusalem!”
Bron: Hugo De Looze